Bijdrage aan het poëzie/paradepaadje. Voorgelezen op de Slachtedyk nabij Boazum.
Relict (Slachtedyk)
De zee heb je onvermoeibaar vaak weerhouden
Nu ben je dood: dood, dood, dood..
Het opdringende water is verderop in toom gehouden
Hoger dijken ontbloten daar heden hoger nood
We kwamen hier, lichtgelovige opportunisten
Je maintiendrai op het blazoen: te handhaven
het land, wat op de zee strandde te beschaven
En lieten de zee de zee, een inspiratie sublimeren
Op deze brakke oever zouden we leven verhalen,
ons lot accepteren, ons fier tot hier bepalen!
Zou er uit impotente hoop geluk kunnen floreren,
of zou latente angst dat verbeten blijven blokkeren?
Koor: “ de aarde was gewillig,
de zee langdurig geduldig!
De eerstelingen zwaar
en nakomelingen veelvoudig!”
Soms zou het Groot Gevaar ons overspoelen
Verhardde terug in stugheid ons koppig gelaat
Onverstoorbaar, niet wanhopig maar dieper groeven
we de sloten, terpen hoger en dijken evenzo kordaat
Mengden we andermaal klei met onze botten
tot er thuis uit groeide; dit perspectief
met vuur tot zich er steden uit verhieven:
Alwaar we het Gevaar tot mare wisten beknotten
Landinwaarts zal het dijkje traag versterven, simultaan
gladgestreken raken met rondom het weiland..
Eertijds wal van een bestemming – voor ons bestaan
bescherming – rust nu ‘t arcadisch monument.
Resteert een oneffen spoor om het vergezicht te keren,
een uitkijk voor wachters die eieren tellen in de lente.
Eren we deze gedachte tot besluit, wat ik je zeg:
Ooit uit water gekropen tegelijk ons grootste component.
Koor: “De zee ebt nooit ver weg…
Volg noordwaarts deze Slachte!”