Bijna
Maar één o verwijderd van worden
één ademtocht van verwondering,
het gapend gat, de leegte
vol onrust, onmacht en wanorde,
de ruimte tussen je kijker en dat
wat beweegt en bestaat vertalen
is de last van de Woorden
Woorden, de jaloerse krengen,
zijn afspraken in nette pakken
die stijf van afgunst,
liefst heimelijk en zijdelings
het roemruchte Beeld benaderen
De handen zouden willen schudden
om vriendschap verzoeken, louter
om in haar nabijheid te verkeren.
Ze zullen nooit eens op eigen kracht
ogen en oren weten te strelen.
Doch kwaad kietelen doen ze:
De geest kwellen tot jeukens,
en krabben tot bloedens toe
Onhandig tasten ze de hete brei af,
de zoete bron, die steeds
en opnieuw gekend wil worden
De woorden, schijnheilige rakkers,
slinkse charlatans, omarmen trucs
met tijd of laffe zinnebeelden
in gemeenplaatsen, jargon, rijm-
desnoods, noem het..
en toveren niets dan illusie in
mooizeggerij, dank meester Komrij:
“Windeieren , Luchtkastelen!”
Voorzetsels zijn het, je ruikt ze niet,
gaan om of over en komen tot.
Als dienaren, voetvolk keurig in gelid
Soms loopt één er uit, woest
en heet dan kreet.
Een ander zucht, van niks ontbloot.
Bijna alle hulpmiddelen en toonaarden
beproefd en allen verwaaid.
Rest stil:
Onnoembaar nog het wezen.