(we zwaaien)
Je keek weg
Lang volgde ik je blik
Tot je wat anders
zag dan ik
M’n muze, m’n hartezeer,
ik kon je niet volgen,
verlang je
daarom des temeer
Ik spit getrouw mijn land
bemest het;
ik bloei mijn planten,
schik ze op afstand
Je maan beschijnt het,
soms vlieg je over.
Daar zie je me staan:
zwaaien met droogboeket