Driuw (fries voor drijven, drift)
Muzen, het zijn er wel een stuk of tien
Niet veel meer, ik gijzel ze in mijn kast
Ze tippelen er rond, zijn de anderen niet tot last
Popelen ze om bevrijd te worden? Misschien
zou ik het popelen in mijn vingers willen zien
Zodat ik minder blindeman, en op de tast
het gat kan vinden waarop de sleutel past
En drang niet beperkt blijft tot endocrien
De gijzeling is nooit van langen duur
Wit papier weerkaatst de aantrekkelijke gloed
van het in de kast allengs oplaaiend vuur
Met natte lappen doof ik geestdriftig de vloed
Het gat in de muur waardoor ik rooksignalen stuur
ziet verontrust dat nog 1 muzenlijkje nabloed